Flexwoning rukt langzaam maar gestaag op midden in de woningnood: dit zijn de voor- en nadelen
Het is nog maar een paar jaar geleden dat toenmalig woonminister Hugo de Jonge 2.000 kant-en-klare flexwoningen insloeg om de woningnood tegen te gaan. Ze gingen destijds alleen niet erg hard, maar inmiddels kunnen we toch van een aantal best practices spreken. Wordt de flexwoning een hit?
Wat zijn flexwoningen?
Flexwoningen zijn heel gemakkelijk verplaatsbare woningen. De bouw in een fabriek gaat lekker snel, de plaatsing gaat minstens zo eenvoudig. Ze kunnen overal worden neergezet op (tijdelijk) beschikbare locaties. En later kunnen ze ook weer snel worden weggehaald of verplaatst. Ze zijn een snelle oplossing voor het woningtekort, vooral voor mensen die echt dringend om een huis verlegen zitten.
Belangrijkste kenmerken van de flexwoning
Als we enkele belangrijke kenmerken van een flexwoning moeten noemen, dan springen de volgende eigenschappen in het oog:
- Verplaatsbaar en snel te realiseren.
- Voldoen aan de voorwaarde van het Besluit bouwwerken leefomgeving (voorheen Bouwbesluit) en zijn vaak van vergelijkbare kwaliteit als permanente woningen.
- Duurzaam, circulair en met minder bouwafval.
- Geschikt voor tijdelijk gebruik of bewoning.
Voordelen
- Snelle realisatie: binnen maanden plaatsbaar, vele malen sneller dan bij reguliere woningbouw.
- Flexibel inzetbaar: tijdelijk op verschillende locaties te plaatsen.
- Betaalbaar: vaak stukken goedkoper dan traditionele woningen.
Nadelen
- Beperkte afschrijvingstermijn: financieel is het moeilijk rendabel te maken bij 15 jaar gebruik. Dat komt mede doordat de bewoners lage huren betalen.
- Ruimtelijke beperkingen: ze passen niet altijd in de omgeving of bestemmingsplannen.
- Weerstand van gemeentes of andere buurtbewoners: zorgen over het wat rudimentaire uiterlijk (vaak wat ‘vierkant’), de kwaliteit (die juist erg goed is) of mogelijke overlast.
Doelgroepen voor flexwoningen
De doelgroepen voor deze woningen zijn in elk geval altijd mensen met een heel acute woningvraag. Vaak staan ze al jaren in de rij voor een gewone sociale woning. De flexwoning is ideaal voor starters en jongeren, studenten, gescheiden mensen, statushouders plus dak- en thuislozen. Meldpunt heeft eerder al de aandacht gevestigd op micro-appartementen en tiny houses als mogelijke oplossingen van het woningprobleem, ook uitermate geschikt als (pre-)mantelzorgwoningen voor ouderen.
Uitdagingen voor gemeentes
Voor gemeentes ligt er op dit gebied een grote uitdaging om geschikte tijdelijke locaties te vinden. Dat gaat lang niet altijd vanzelf. Daarom is het van belang om draagvlak in de buurt te organiseren. In korte tijd moeten gemeentes voldoen aan regelgeving en allerlei aanvullende eisen. In praktijk blijkt het altijd lastig te zijn om de financiering rond te krijgen vanwege de lage huur en de korte looptijd van dit soort woonprojecten. Dat kan alleen als meerdere partijen participeren in het woonproject.
Wat doen versnellingskamers?
De woningnood vraagt om snelheid van optreden. Daar schort het vaak aan. Daarom zijn er zogenaamde versnellingskamers in het leven geroepen. Die helpen gemeentes bij het realiseren van flexwoningen door stapsgewijs een haalbaar plan uit te werken. Ook faciliteren ze samenwerking tussen alle betrokken partijen. Ze helpen om belemmeringen (zoals vergunningen, locatiekeuze en financiering) sneller op te lossen. Ze worden georganiseerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in samenspraak met provincies en gemeentes.
De Jonge’s flexwoningen gaan moeizaam van start
In 2022 koopt voormalig woonminister Hugo de Jonge 2.000 flexwoningen aan via het Rijksvastgoedbedrijf. Maar in 2023 liggen er nog zo’n 1.900 in de opslag. Gemeentes blijken maar weinig interesse te hebben door het nogal eenvormige ontwerp, de beperkte keuzevrijheid en locatieproblemen. Het ministerie wil echter niet spreken van een mislukking. De media doen dat echter wel en spreken van een regelrecht fiasco (De Volkskrant, 8 augustus 2023).
‘Best practices’
Er zijn echter plekken te vinden in ons land, waar de flexwoningen het heel goed doen. Hier volgt een aantal van deze best practices:
Bunnik
Voorbeeld van zo’n goed functionerend praktijkvoorbeeld is de gemeente Bunnik. Die realiseert in 2024 in samenwerking met woningcorporatie Portaal, de provincie en het Rijk 48 flexwoningen in Odijk. De gemeente stelt eigen grond beschikbaar – letterlijk in zijn eigen voortuin – en gebruikt een meevaller van 1 miljoen euro als startkapitaal.
Als financiering lastig blijkt, biedt Portaal aan om een deel van De Jonge’s opgeslagen flexwoningen te gebruiken. Door het aanbod en een langere afschrijvingstermijn van 30 jaar wordt het project financieel haalbaar (15 jaar is daarvoor te kort). De gemeente verzorgt een goede participatie en toewijzing via het Sociaal Team, wat brede steun oplevert. Binnen 2 jaar is het complex gereed.
Hengelo
Nog een voorbeeld van waar het werkt? In Hengelo worden op initiatief van de gemeente flexwoningen geplaatst op een tijdelijke locatie voor spoedzoekers (AD, 24 oktober 2023). Dankzij goede samenwerking met een woningcorporatie en snel schakelen bij vergunningen kan het project binnen korte tijd worden gerealiseerd. Ook hier wordt gebruikgemaakt van de eerder ingekochte ‘Rijkseenheden’.
Flexwijk Merwijde
De Volkskrant volgt het dossier flexwoningen al wat langere tijd. De krant beschrijft op 17 juni 2025 de flexwijk Merwijde in Arnhem-Oost als een succes dankzij de hoge bouwkwaliteit van de verplaatsbare woningen. Er is sprake van een weldoordachte inrichting met een gezamenlijke binnentuin en paviljoen. Ook is er de inzet op sociale cohesie met een speciaal aangewezen verbindende bewoner. Van de 148 woningen is een derde bestemd voor statushouders.
Stichting Rijnstad organiseert buurtactiviteiten en beheert een bewoners-app. De gemeente stelt jaarlijks zo’n 50.000 euro beschikbaar voor sociale initiatieven. Hoewel het opbouwen van gemeenschapsgevoel nog wel tamelijk traag gaat, helpen deze maatregelen om ontmoetingen tussen de verschillende bewoners te bevorderen. Merwijde bewijst dat flexwonen niet tijdelijk of minder ‘menselijk’ hoeft te zijn in vergelijking met andere wijken, maar juist duurzaam en opvallend sociaal.
(Bron: Rijksoverheid, RVO, De Volkskrant, AD, archief. Foto: ANP)